In de Minoïsche en Myceense cultuur
(ca. 3100-300 voor Christus) kent men al seizoenen. De jaargetijden
werden voorgesteld als goddelijke personen. Er zijn aanvankelijk drie
jaargetijden: zomer, winter en lente. De herfst verschijnt vanaf de vierde of vijfde eeuw voor Christus.
Jaargetijden
De eerste afbeeldingen van de
jaargetijden dateren uit de vroege Griekse beschavingen van 600-480
voor Christus. De jaargetijden zijn afgebeeld en beschreven als
vrouwelijke geesten. Deze `Horai' zorgen voor warm weer, regen, wind
en vruchtbaarheid.
In de vijfde eeuw voor Christus krijgen
ze ook attributen. De drie Horai staan afgebeeld op een vaas. Een
draagt een bloem (lente), de tweede een omgeslagen mantel (winter) en
de derde een tak met bladeren (zomer). In de vijfde of vierde eeuw
voor Christus komt er een vierde Hore (herfst) bij. Deze draagt een
druiventros.
Extra symbolen
In de derde en tweede eeuw voor het
begin van onze jaartelling kregen ze ook meer attributen.
De lente kreeg een bloemenkorf, een
enkele bloem, bloemenkrans in het haar, bloemenslinger en jonge
dieren.
In de zomer is de Hore schaars gekleed
of naakt met een korenschoof of een krans van koren in het haar.
De herfst wordt gesymboliseerd door
druiventrossen, wijnranken en wijn.
De winter krijgt als attributen een
haas, eend of zwijn. Dieren waarop in de winter gejaagd wordt.
Bronnen op aanvraag beschikbaar
Geen opmerkingen:
Een reactie posten